Wat is EMDR?
Eye Movement Desensitization and Reprocessing, afgekort tot EMDR, is een therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een schokkende ervaring, zoals een ongeval, seksueel geweld of een geweldsincident. EMDR werd meer dan 25 jaar geleden voor het eerst beschreven door de Amerikaans psychologe Francine Shapiro. In de jaren daarna werd deze procedure verder uitgewerkt en ontwikkeld tot een volwaardige en effectieve therapeutische methode.
Klik hier voor meer informatie ↓
Wanneer EMDR?
Wat gebeurt er met je na een schokkende, pijnlijke of beangstigende gebeurtenis? Je kunt de gebeurtenis verwerken of je kunt vastlopen in deze verwerking.
Vastlopen in de verwerking zorgt ervoor dat je je anders voelt, gedraagt, je anders denkt en reageert op je omgeving. Vaak merk je dat je je niet goed voelt of je omgeving geeft dit aan. Je realiseert je wellicht niet dat de veranderingen bij jezelf te maken hebben met de onverwerkte schokkende gebeurtenis. Het kan zijn dat de schokkende gebeurtenis ervoor zorgt dat je er steeds angstige beelden of gedachten over hebt, waardoor je last hebt van verschillende klachten. EMDR is dan een eerste-keus behandeling om je van deze klachten af te helpen.
Gebeurtenissen
Verschillende schokkende gebeurtenissen kunnen leiden tot verwerkingsproblemen. Bijvoorbeeld als je slachtoffer bent van een:
- (auto)ongeval of verwonding
- ernstige ziekte
- overval
- mishandeling of getuige van mishandeling/geweld
- (seksueel) misbruik, aanranding of verkrachting
- brand
- natuurramp
- oorlogssituatie
Of bijvoorbeeld bij verlieservaringen:
- verlies van een baan
- verlies van een geliefde
- verlies van autonomie
Klachten
Je kunt verschillende klachten hebben na het meemaken van een schokkende gebeurtenis. Denk aan:
- nare herinneringen aan de gebeurtenis
- herbelevingen (gevoel dat het steeds opnieuw gebeurt)
- vermijden van zaken die met de gebeurtenis te maken hebben
- sneller geïrriteerd/kort lontje
- schaamte, schuldgevoel of een negatief zelfbeeld
- somberheid
- concentratieproblemen
- onverklaarbare lichamelijke klachten
- slaapproblemen
- angsten, paniek, je zorgen maken, onrust
- stress, verhoogde alertheid/waakzaamheid
Lees meer over wanneer EMDR
-
- EMDR bij kinderen en adolescenten
- EMDR bij angsten en fobieën
- EMDR bij complexe trauma’s
Hoe gaat EMDR in zijn werk?
De therapeut zal vragen aan de gebeurtenis terug te denken, inclusief de bijbehorende beelden, gedachten en gevoelens. Eerst gebeurt dit om meer informatie over de traumatische beleving te verzamelen. Daarna wordt het verwerkings-proces opgestart. De therapeut zal vragen de gebeurtenis opnieuw voor de geest te halen. Maar nu gebeurt dit in combinatie met een afleidende stimulus. In veel gevallen is dat de hand van de therapeut of door geluiden die door middel van een koptelefoon afwisselend links en rechts worden aangeboden . Er wordt gewerkt met ‘sets’ (= series) stimuli.
Na elke set wordt er even rust genomen. De therapeut zal de cliënt vragen wat er in gedachten naar boven komt. De EMDRprocedure brengt doorgaans een stroom van gedachten en beelden op gang, maar soms ook gevoelens en lichamelijke sensaties. Vaak verandert er wat. De cliënt wordt na elke set gevraagd zich te concentreren op de meest opvallende verandering, waarna er een nieuwe set volgt.
Hoe weet ik of EMDR kan worden toegepast?
In het begin van de EMDR-therapie zal er uitgebreid aandacht worden besteed aan de oorzaak en achtergrond van de klachten. Daarnaast wordt er een taxatie gemaakt van een aantal individuele kenmerken, waaronder de persoonlijke draagkracht en de last die men van de klachten ondervindt. Hieruit zal blijken of een gerichte traumabehandeling op dat moment nodig is, en of daarvoor EMDR kan worden gebruikt.
Welke voorbereidingen zijn nodig?
EMDR werkt vaak snel. Daarnaast kan het ook een intensieve therapie zijn. Daarom zal de therapeut niet alleen vertellen wat hij gaat doen en waarom, maar ook uitgebreid bespreken hoe de cliënt zijn emoties zo goed mogelijk de baas kan blijven.
Wat zijn de te verwachten effecten?
De sets zullen er langzamerhand toe leiden dat de herinnering haar kracht en emotionele lading verliest. Het wordt dus steeds gemakkelijker aan de oorspronkelijke gebeurtenis terug te denken. In veel gevallen veranderen ook de herinneringsbeelden zelf en worden ze bijvoorbeeld waziger of kleiner. Maar het kan ook zijn dat minder onprettige aspecten van dezelfde situatie naar voren komen. Een andere mogelijkheid is dat er spontaan nieuwe gedachten of inzichten ontstaan die een andere, minder bedreigende, betekenis aan de gebeurtenis geven. Deze effecten dragen ertoe bij dat de schokkende ervaring steeds meer een plek krijgt in de levensgeschiedenis van de persoon.
Hoe vind je een goede EMDR therapeut?
Zijn er ook nadelen?
Na afloop van een EMDR-sessie kunnen de effecten nog even doorwerken en dat is goed. Toch kan dit in sommige gevallen wat ‘bijwerkingen’ geven, bijvoorbeeld dat er nieuwe beelden opkomen of dat er verschillende emoties omhoog komen. Ook wordt zich ‘wat wiebelig’ voelen of vermoeidheid vaker genoemd na een sessie. Vaak is het dan een geruststelling om te weten dat dit in de regel niet langer dan drie dagen aanhoudt. Daarna is er als het ware een nieuw evenwicht ontstaan. Het is aan te bevelen dat de cliënt een dagboekje bijhoudt en opschrijft wat er naar boven komt. Deze dingen kunnen dan in de volgende zitting besproken worden.
Wetenschappelijke onderbouwing
Een verklaring voor de werkzaamheid van EMDR is dat het terugdenken aan een nare herinnering in combinatie met het maken van oogbewegingen ervoor zorgt dat het natuurlijk verwerkingssysteem wordt gestimuleerd. Omdat een traumatische herinnering wanneer deze in gedachten wordt genomen zowel levendig als intens is, kost dit betrekkelijk veel geheugencapaciteit. Maar het zo snel mogelijk volgen van de vingers van de therapeut, zoals dat bij EMDR gebeurt, kost ook geheugencapaciteit. Door deze concurrentie van werkgeheugentaken is er weinig plaats voor de levendigheid en de naarheid van de herinnering. Dit biedt de patiënt de mogelijkheid om een andere betekenis aan de gebeurtenis te geven.
Werkgeheugentheorie
De Werkgeheugentheorie is de theorie over het werkingsmechanisme van EMDR die op dit moment de meeste empirische steun geniet. Het uitgangspunt van deze theorie is dat het menselijk korte termijn- of werkgeheugen verschillende taken tegelijkertijd kan uitvoeren. Voorbeelden zijn het plannen van taken, het oplossen van problemen, maar bijvoorbeeld ook het ophalen en het opnieuw vastleggen van herinneringen.
Waarvoor is EMDR nog meer geschikt?
Er is steeds meer bewijs dat emotioneel beladen herinneringen en beelden ook een belangrijke rol spelen bij andere klachten zoals chronische pijn, depressie, eetstoornissen, verslavingen en psychose. Om deze reden wordt EMDR bij deze problemen en stoornissen steeds vaker toegepast, meestal als onderdeel van een breder behandelplan.
Voorbeeld van een EMDR-behandeling
Man rijdt zijn collega dood
Wim is chauffeur. Op een ochtend rijdt hij samen met zijn collega naar het werk. Op een gegeven moment moet hij zijn wagen draaien en stapt zijn collega uit. Tijdens het achteruitrijden hoort hij plotseling een verschrikte schreeuw van zijn collega. Wim stapt de auto uit en ziet dat zijn collega tussen de wagen en een muur bekneld is geraakt. Eerst is zijn collega nog bij kennis, maar door een ernstige inwendige bloeding verliest hij al snel het bewustzijn. Wim kan niet meer dan hulpeloos toekijken als zijn collega in zijn armen sterft. Na de gebeurtenis is de ontreddering groot en voelt Wim zich intens verdrietig. Voortdurend krijgt hij ‘flashbacks’ van het gebeurde. Hij ziet dan het gezicht van zijn collega voor zich en ervaart weer dezelfde machteloosheid als toen. Slapen doet hij nauwelijks. Ofschoon hij zich de afgelopen 25 jaar bijna nooit heeft ziek gemeld, voelt hij zich niet meer in staat te werken.
Als de klachten niet overgaan, maar juist lijken te verergeren, komt hij na een aantal weken, via een Arbo-arts in contact met een psycholoog van een organisatie die gespecialiseerd is in slachtofferhulp. Deze stelt voor EMDR toe te passen, allereerst met de bedoeling om de intensiteit van de herbelevingen te verminderen. In de eerste EMDR-therapiezitting blijkt dat Wim maar met moeite over het ongeluk kan vertellen. Wim wordt gevraagd een gedetailleerd beeld van het meest beladen moment in de herinnering te maken: het van pijn vertrokken gelaat van zijn collega. De combinatie van het opgeroepen beeld en de machteloosheid die hij hierbij ervaart, veroorzaken een sterke spanning in de hartstreek. Dan wordt de EMDR-procedure opgestart. Wim wordt geïnstrueerd zich af te laten leiden door de vingers van de therapeut te volgen.
De volgende letterlijk weergegeven beschrijving heeft betrekking op de reacties van de cliënt vanaf de derde set oogbewegingen. Een belangrijk punt om op te merken is dat de procedure niet lijkt op een gedragstherapeutische procedure als imaginaire exposure. De cliënt blijft in het geval van EMDR niet gericht op de oorspronkelijke gebeurtenis. In tegendeel, de cliënt volgt zijn eigen associatieve gedachtespoor. Deze wat wonderlijke gedachtesprongen hebben soms met de gebeurtenis zelf te maken heeft, maar vaak (ogenschijnlijk) ook helemaal niet.
1. Set oogbewegingen
Therapeut (Th): Oké wat komt er op in je hoofd, wat gaat er nu door je heen?
Cliënt (Cl): Ja, toch dat beeld weer.
Th: Oké, blijf daarbij.
2. Set oogbewegingen
Th: Waar denk je nu aan?
Cl: Ik denk, als ik het gezicht, zijn gezicht, voor mij heb, dan denk ik dat er wel uitstraalt van ‘Had ik maar geluisterd’.
Th: Oké, blijf daarbij
3. Set oogbewegingen
Th Wat gaat er door je heen? Wat komt er op?
Cl: {zucht} Een zucht
Th: Blijf bij die zucht
4. Set oogbewegingen
Th: Waar denk je aan?
Cl: Aan mijn vrouw.
Th: Oké, blijf daarbij.
5. Set oogbewegingen
Th: Waar denk je nu aan?
Cl: Nergens. Ik ben gesloten, dat is zo moeilijk.
Th: Oké, blijf bij die gedachte.
6. Set oogbewegingen
Th: Wat gaat er nu door je heen?
Cl: Ja, gewoon aan mijn vrouw nog, want die staat mij bij.
Th: Ja, blijf daarbij.
7. Set oogbewegingen
Th: Wat komt er nu op?
Cl: Dat hij daar ligt.
Th: Oké, blijf daarbij.
8. Set oogbewegingen
Th: Waar denk je aan?
Cl: Ja, dat hij in die verkrampte houding zit.
Th: Oké, concentreer je daar op.
9. Set oogbewegingen
Th: Wat komt er nu op?
Cl: De vloerbedekking, dat is het enige wat ik zie.
Er komen bij Wim geen nieuwe associaties meer op. Dit is bij EMDR het moment om na te gaan of het denken aan het herinneringsbeeld, het gelaat van zijn collega, nog spanning oproept.
Th: Oké, dan gaan we terug naar het oorspronkelijke beeld, naar het gezicht.
Als je nu kijkt naar het gezicht, in welke mate roept dit spanning op, op een schaaltje van nul tot tien? Is er ergens iets van spanning, toch nog, of een gevoel wat je erbij hebt?
Cl: Nee, ik kan geen spanning voelen, dus…
Th: Helemaal neutraal?
Cl: Ja.
Na ongeveer 15 minuten lijkt het beeld niet meer ’naar’ om aan terug te denken; het voelt zelfs neutraal aan. Dit is het moment om de vooraf geformuleerde positieve overtuiging (‘Ik kan het aan’) te installeren. Telkens wordt de geloofwaardigheid ervan nagegaan; dat wil zeggen, in welke mate deze cognitie, in combinatie met het opgeroepen beeld, als ‘waar’ aanvoelt.
Th: Als je kijkt naar het beeld en je zegt tegen jezelf: ‘Ik kan het aan’. Hoe geloofwaardig voelt dat aan op een schaaltje van één tot zeven? Zeven is volledig waar en één helemaal niet.
Cl: Nou, ik zeg, dan zit je toch rond de vier.
Th: Goed, kijk naar dat beeld en zeg tegen jezelf ‘Ik kan dit aan’. Ja, heb je dat?
10. Set oogbewegingen
Th: Als je kijkt naar dit beeld en je zegt tegen jezelf ‘Ik kan het aan’ hoe geloofwaardig voelt dat aan op een schaaltje van één tot zeven op dit moment?
Cl: Ik denk toch dat ik op de vier blijf hangen.
Th: Nog een keer. Kijk naar dat beeld en zeg tegen jezelf ‘Ik kan het aan’ Ja, heb je dat?
11. Set oogbewegingen
Th: Oké, kijk naar dat beeld – naar het gezicht – en zeg tegen jezelf: ‘Ik kan het aan’. Hoe geloofwaardig voelt dat aan op een schaaltje van één tot zeven? Zeven is volledig waar en één helemaal niet.
Cl: Nee, dan zitten we gewoon…, dan zitten we wel aan de vijf of zes.
Th: Oké, kijk naar dat beeld en zeg tegen jezelf ‘Ik kan het aan’.
12. Set oogbewegingen
Th: Als je kijkt naar dat beeld en je zegt tegen jezelf ‘Ik kan het aan’, hoe geloofwaardig voelt dat nu aan op een schaaltje van één tot zeven? Zeven is volledig waar en één helemaal niet.
Cl: Dan zit ik toch bovenaan, aan de zeven.
Th: Oké, kijk naar dat beeld en zeg tegen jezelf ‘Ik kan het aan’.
13. Set oogbewegingen
Th: Waar denk je aan?
Cl: Nou, als dat zo blijft, dan geloof ik wel dat we er geluk mee hebben.
Th: Oké, Blijf bij die gedachte.
14. Set oogbewegingen
Th: Is er nog iets wat opkomt, Wim?……..
Cl: Nee, het is rust.
Th: Ja, blijf nog even bij de rust.
15. Set oogbewegingen
Cl: Het lijkt als een opluchting, ik hoef niet te zuchten.
Th: Blijf daarbij.
16. Set oogbewegingen
Cl: Nou, dat is…ik heb nu hetzelfde gevoel als toen ik naar de begrafenis geweest was, dat zijn moeder mij om mijn nek heen vloog. Ik ben naar de begrafenis gegaan met 500 kilo op mijn rug en dat viel er zo af, ja… Dat gevoel heb ik nu ook. Er valt een last van je schouders af. Dat is het enige wat ik begrijp eigenlijk. Ik vind het een hele ervaring.
Meisje met terugkerende nachtelijke belevingen
Een gevalsbeschrijving: jong meisje met terugkerende nachtelijke belevingen
Om de kenmerkende dynamiek van een EMDR behandeling te illustreren volgt een deel van een letterlijk verslag van een 8 minuten durende EMDR behandeling bij een zeer jong meisje.
Anja is een meisje van 32 maanden dat wordt aangemeld met slaapproblemen, met name angst voor het inslapen.. Deze klachten bestaan sinds enkele maanden. Zij is ervan overtuigd dat er een spook in haar kamer zit. Soms lukt het wel om in te slapen, maar ze kan al enkele uren later weer panisch wakker worden. Diverse interventies van de ouders waarbij werd getracht aan te tonen dat er geen spook in de kamer is, blijken niet het gewenste effect te hebben. De gevolgen van de onvoldoende nachtrust voor zowel het kind als de ouders doen de ouders besluiten hiervoor hulp te zoeken. Het indringende beeld van het spook dient als targetbeeld voor de EMDR procedure.
Th: Anja, ik heb gehoord dat jij een beetje bang bent voor een spook. Ja, hè?
Cl: (Knikt) ‘Ja’
Th: Wat ik je straks wil vragen is aan het spook te denken. Dan moet je jouw handjes zo doen (pakt beide handjes vast en trekt die uit elkaar met de binnenkant van de handjes naar boven). Zo, ja oké? Oké, vraag ik je nu heel hard aan het spook te denken. Ja?
Oké, dan tik ik tegelijkertijd op je handen. Ja? Oké.
1. Set ‘handtaps’: tikjes (‘om en om’) op beide handen
Cl: Spook
Th: Ja, het spook en waar is het spook?
Cl:. Weg
Th: Weg, ja oké, en als je nu denkt aan het spook, waar is het spook nu?
Cl: Bij ons thuis is het spook.
Th: Oké, bij jullie is het spook. Oké gaan we weer tikken. Zo, je mag ook bij mij tikken.
2. Set ‘handtaps’
Th: Denk jij aan het spook? Oké. En waar denk je nu aan?
Cl: Het spook.
Th: Ja, aan het spook; oké, om de beurt
3. Set ‘handtaps’
Th: Ja zo is het goed. Goed zeg! En nu, wat denk je?
Cl: Aan kabouter Plop.
Th: Oké, kom maar met je hand. Ja, met die ook.
4. Set ‘handtaps’
Th: Oké, en als je nu denkt aan het spook, is dat zo (heel erg) naar of is dat zo (minder) naar? Dit is heel erg naar (spreidt beide armen) en dit is maar een klein beetje naar (armen dicht bij elkaar).
Cl: Een klein beetje naar.
Th: Oké, denk maar aan het spook. Wat is het allernaarste nog aan het spook, als je er aan denkt?
5. Set ‘handtaps’
Cl: Ik wil boven spelen.
Th: Ja?
Cl: Ik heb ook televisie.
Th: Heb je ook televisie?
Cl: Daar staat ook een televisie.
Th: Ja, daar staat ook een televisie. Ja.
Cl: Maar ik heb ook thuis een bril.
Th: Heb jij thuis een bril?
Cl: Een zonnebril.
Th: Een zonnebril, echt waar?
6. Set ‘handtaps’
Th: Oh, en Anja, als je nu aan het spook denkt, hoe is het nu met het spook?
Cl: Niets.
Th: Niets met het spook. Oké, kom nog maar even.
7. Set ‘handtaps’
Th: Denk nog maar even heel erg aan het spook.
Cl: Ik denk dat het spook weg is.
Th: Oké, goed zo. Kom maar, dan gaan we daar aan denken. Dat het spook weg is en dat het nooit meer terugkomt. Want waar is hij naartoe?
Cl: Boodschapjes doen.
Th: Naar buiten toe? Ja, boodschappen doen, hè? Ja, en als je nu denkt aan het spook, waar is het nu?
Cl: Weg.
Th: Weg, oké nog één keer
8. Set ‘handtaps’
Cl: Dat is wel genoeg, hè?
Th: Hè?
Cl: Het is heel veel genoeg
Th: Ja, dit is het laatste. Dan is het echt genoeg, hè?
Cl: (knikt ‘ja’)
Th: Ja, klaar.
Na deze uiterst kortdurende interventie, die in totaal niet meer dan 10 minuten duurde, bleek het spook de volgende nacht te zijn verdwenen en kwam het niet meer terug. Anja kon weer slapen. De slaapproblemen hebben zich sindsdien niet meer voorgedaan.